Exuberante L’Incoronazione di Poppea en ingetogen Ein Deutsche Barockrequiem in het Festival Oude Muziek





Tekst: Neil van der Linden

Na de theatraal uitgevoerde Maria Vespers van Monteverdi door La Tempête, presenteerde een paar dagen later het ensemble Le Banquet Céleste Monteverdi’s opera L’Incoronazione di Poppea juist ‘kaal’, zonder enscenering. Maar dat werd volledig gecompenseerd door de uitdrukkingskracht van het volmaakt op elkaar ingespeelde ensemble. Dat is niet helemaal verwonderlijk, want wat we in het Festival Oude Muziek in Utrecht te zien kregen was een concertante versie van wat binnenkort geënsceneerd op de planken komt te staan bij de Opera van Rennes.

Door allemaal zo te zien piepjonge zangers ook nog. Wat natuurlijk heel goed bij het libretto past. Keizer Nero kwam aan de macht toen hij nog geen 17 jaar oud was en zijn entourage zal voor het merendeel niet veel ouder geweest zijn. En de drijfveren van de personages zijn vaak behoorlijk puberaal. Monteverdi lijkt dat te hebben onderstreept door op één na bijna alle mannelijke hoofdrollen te componeren voor (mannelijke) sopraan- of alt-stem.

Voor deze uitvoering was dan ook niet bezuinigd op jonge top-counters. De sopraan-rol van Nero werd gezongen door een echte mannelijke-sopraan, die heel hoge noten aankan, de Amerikaan Ray Chenez. De kwinkelerende coloraturen in zijn partij contrasteren dan weer grappig met het moderne strakke blauwe pak dat hij nu aanhad, waardoor je hem associeert met een jonge telg uit de Europese adellijke jetset, en interessant is dat dat deze Nero enger maakt dan de rol die hij van Monteverdi en librettist Busenello meekreeg.

De mannelijke mezzosopraan Paul-Antoine Benos-Djian is een aandoenlijke Ottone, ondanks het immorele karakter dat hij speelt, wanneer hij in zijn wanhoop, en gechanteerd door Ottavia, zijn geliefde Poppea wil vermoorden. Benos-Djian’s gave om muzikaal en qua fysieke expressie van kleur te kunnen veranderen past mooi bij zijn nerdy en opportunistische personage. Intussen is hij een sterke vocalist met een mooi mezzo-register.

De alt Paul Figuier speelt, jong en bebaard, de dubbelrol van de oude voedsters van Poppea respectievelijk Ottavia, dus eigenlijk met tegengestelde loyaliteiten. Maar zo werd het in Monteverdi’s tijd. Men kan zich trouwens afvragen waarom deze rollen door mannen werden gezongen, vrouwen mochten immers zingen in het theater. Misschien omdat men het niet gepast vond dat vrouwen ‘lelijke’ rollen zouden zingen, zoals dat de ouder wordende mens steeds meer op een wandelende zak vol botten lijkt, en ook dat we op het erotisch vlak onze gang moeten gaan zo lang als het nog kan. Vrouwonvriendelijk is de tekst zeker niet; de uitspraak van Ottavia’s voedster dat als vrouwen een zoon baren, ze eigenlijk hun toekomstige onderdrukkers en moordenaars baren is feminisme van de bovenste plank.

De enige mannelijke hoofdrol voor lage stem is die van filosoof Seneca, Nero’s voormalige leermeester. Bas Adrien Mathonat beschikt over een kleurrijke diepe basstem die in de toekomst niet zou misstaan bij lage Wagner-rollen. (Overigens valt op dat de soldaten, die in de opera min of meer ‘de stem van het volk’ vertegenwoordigen, Seneca een hypocriet en een zakkenvuller vinden; ofwel het ‘gewone volk’ heeft bij Monteverdi en Busenello ook geen hoge dunk van de filosofen en wetenschappers.)

Sopraan Catherine Trottmann zong Poppea fraai en wist ook de emoties van haar karakter duidelijk over te brengen. Mezzo Victoire Bunel zong de rol van de bedrogen echtgenote Ottavia die vervolgens Ottone ertoe opdraagt haar rivale Poppea te vermoorden, en anderzijds van de Deugd die Ottavia’s handeling afkeurt.

Ook sopraan Camille Poul gaf de schijnbaar lichtzinnige personages Amor en Page met haar theaterpersoonlijkheid en haar virtuoze zang-acrobatiek het nodige inhoudelijke en zangtechnische gewicht. Hetzelfde geldt voor Maïlys de Villoutreys in de dubbelrol van Fortuna en Drusilla.

Dit moeten allemaal razend intelligent zangers zijn, gezien alle psychologische nuances die ze met hun stem en hun fysieke expressie weten aan te brengen.

Claudio Monteverdi 1567-1643

L’Incoronazione di Poppea (1642)

Libretto: Francesco Busenello

Catherine Trottmann Poppea
Ray Chenez Nero
Victoire Bunel Ottavia/Deugd
Paul-Antoine Benos-Djian Otto
Adrien Mathonat Seneca, Consul
Paul Figuier – Arnalta/Voedster/Vriend 1
Maïlys de Villoutreys Fortuna/Drusilla
Camille Poul Amor/Valetto
Sébastien Monti Lucano/Soldaat 1/Vriend 2
Thibault Givaja Liberto/Soldaat 2
Yannis François Vriend 3/Littore/Mercurio

Le Banquet Céleste   
Damien Guillon, klavecimbel & dirigent

Gezien 2 september, TivoliVredenburg, Grote Zaal, Festival Oude Muziek

Foto’s Marieke Wijntjes en Neil van der Linden

Vanaf 10 oktober komt de NPO-opname op NPO-Klassiek

Poppea uit Nootwegen, trailer:

Complete opera is hier te zien:

https://www.operaonvideo.com/lincoronazione-di-poppea-oslo-2010-christensen-laszczkowski-mead/

Het sober gebruik van instrumentale middelen voerde ook de boventoon in de Duitse muziek uit de vroege barok zoals die ten gehore werd in het programma Ein Deutsches Barockrequiem door Vox Luminis. Men gebruikte de teksten die voorkomen in Brahms’ Ein Deutsches Requiem als uitgangspunt voor een compilatie van Lutherse motetten uit de eerste helft van de zestiende eeuw met thema’s rond dood en hoop.

Het gaat vaak om tamelijk obscure componisten, althans bij een iets groter publiek is alleen Johann Hermann Schein bekend. Binnen nog selectere kringen zijn Andreas Hammerschmidt  en Thomas ook nog wel bekend. Maar van Andreas Scharmann (vertegenwoordigd met ‘Trauer-Klag: Gedenke, Herr, wie es uns gehet’) weet men alleen dat hij in de 17de eeuw leefde en Christian Geist wel dat hij in 1711 is gestorven, maar niet precies wanneer hij is geboren.

En wie kent Johann Philipp Förtsch? En het is allemaal even mooi. En tekstueel is het allemaal wel in de lijn van wat later Brahms zou doen: ‘Selig sind, die da geistlich arm sind’ (Schein), ‘Trauer-Klag: Gedenke, Herr, wie es uns gehet’ (Hammerschmidt), ‘Und da der Sabbath vergangen war’ (Selle), ‘Trauer-Klag: Gedenke, Herr, wie es uns gehet’ (Scharmann), ‘Die mit Tränen säen’ (Geist), ‘Selig sind die Toten’ (Förtsch).

De teksten passen ook bij de situatie in Duitsland van toen. De pest was nog maar nauwelijks goed en wel voorbij, er waren de godsdienstoorlogen, de dertigjarig oorlog, die eigenlijk veel erger was dan onze tachtigjarige oorlog. Dat wordt ook weerspiegeld in de ingetogen muziek. Wat dan ook wel paste bij het Protestantisme, dat niet kien was op veel uiterlijk vertoon in de kerken.

Ein Deutsches Barockrequiem door Vox Luminis
Zsuzsi Toth, Tessa Roos, Erika Tandiono, Victoria Cassano sopraan
Jan Kullmann, alt
Philippe Froeliger, Raphael Höhn, Jacob Lawrence, Olivier Berten tenor
Sebastian Myrus bas
Tuomo Suni, Johannes Frisch viool
Josh Cheatham, Lies Wyers viola da gamba
James Munro violone
Bart Jacobs orgel
Lionel Meunier bas en muzikale leiding

Gezien 29 augustus, TivoliVredenburg, Grote Zaal, Festival Oude Muziek

Foto’s Foppe Schut

Op Spotify:

Plaats een reactie